
Hen of hun?
De enige zekere hen in onze taal is een vrouwelijke kip. Over de rest van de hennen en de hunnen kan je al es twijfelen. Hoe zit dat ook alweer?
Hen
Hen gebruik je altijd na een voorzetsel:
- Ik heb aan hen gevraagd om te komen.
- Geef dat boek nu eens een hen!
- Hoe gaat het met hen?
Is hen een lijdend voorwerp? Ook dan is het hen:
Ik heb hen ontmoet. (wie heb je ontmoet? ‘hen’ = lijdend voorwerp)
Niemand vraagt hen iets. (niemand vraagt wie iets? ‘hen’ = lijdend voorwerp)
Hun
Hun is een meewerkend voorwerp waar geen voorzetsel voor staat. Je kan er wel een voorzetsel voor denken (aan, voor, bij). Staat er effectief een voorzetsel voor, dan is het gewoon hen, zoals hierboven beschreven. Dus:
Ik heb hun eens goed mijn gedacht gezegd. (hun = ‘aan hen’)
Rusland is hun te ver (hun = ‘voor hen’)
De tranen stonden hun in de ogen (hun = ‘bij hen’)
Blijf je twijfelen? Gebruik dan ze: Ik heb ze eens goed mijn gedacht gezegd. Niemand vraagt ze iets. Ik geef ze het boek.
Wil je graag je tekst laten nalezen? Laat maar komen!
Zin in meer? Lees dan ‘Aan elkaar? Of toch niet?’, ‘Het is je meisje die nu op de grond ligt’ of onze andere blogposts.